Blog "Doe die hond vast! Ik geef me over!" Inbreker is doodsbang voor politiehond

"Doe die hond vast! Ik geef me over!" Inbreker is doodsbang voor politiehond

Gepubliceerd op: 04 februari 2016

Blogger is Frans Luijten, 37 jaar, heeft 12 jaar bij de politie Oss gewerkt en is nu een werkzaam bij Team Surveillancehonden Oost-Brabant.

Tijdens mijn ochtenddienst stond ik, ter beveiliging, bij een buitenlandse vrachtwagen die met stukken stond op de A50 onder Heesch. De chauffeur, die duidelijk al enkele dagen geen douche had gezien, lag onder zijn vrachtwagen te sleutelen. De voeten van de chauffeur, gehuld in afgesleten lederen bruinen instappers, inclusief hoog opgetrokken witte sokken, staken onder de vrachtwagen uit. In mijn beste Grieks legde ik met handen en voeten uit dat Rijkswaterstaat onderweg was en dat zijn voertuig vermoedelijk zou worden weggesleept naar een garage.

Hij begreep er volgens mij niks van, want hij haalde zijn schouders op en sleutelde rustig verder. Mijn diensthond Noppes, een Mechelse herder, lag op zijn gemak achter in de politieauto. Plots hoorde ik via de portofoon dat de meldkamer mij opriep. Een melder had in Cuijk gezien dat een man over de schutting was geklommen bij zijn buurman die niet thuis was, ook had hij glasgerinkel gehoord. De meldkamer vroeg of ik met mijn diensthond ter plaatse kon gaan. Rijkswaterstaat kwam net aanrijden,” mooi” dacht ik. Ik zei op mijn beste Grieks tot ziens en rende naar mijn auto.

Onderweg naar Cuijk manoeuvreerde ik het dienstvoertuig tussen het ochtend verkeer door met op de achtergrond het snerpende geluid van de sirene. Via de portofoon hoorde ik dat collega’s doorgaven dat zij het pand helemaal omsingeld hadden en dat er inderdaad een ruit was gebroken. Kort daarna schreeuwde een collega door de portofoon dat hij een harde klap hoorde in de woning en dat er dus nog iemand binnen moest zitten. Mijn hart ging direct sneller kloppen, dit was een mooie melding voor Noppes. “Blijf in positie, we zijn er zo” riep ik.

Toen ik ter plaatse de straat inreed, zag ik de andere politieauto’s voor een grote witte vrijstaande woning staan. Toen ik uitstapte stond een collega mij al gespannen op te wachten:” We hebben al geroepen dat de verdachte naar buiten moest komen, maar er komt geen reactie meer uit de woning. De melder heeft maar 1 man gezien en gezien zijn signalement zou dit wel eens een ons bekende inbreker kunnen zijn, hij is net een week weer vrij en teistert Cuijk met woninginbraken.”

“Dan zullen we ons best eens gaan doen.” zei ik en liep naar de achterzijde van de dienstauto en haalde mijn diensthond Noppes uit de auto. Noppes en ik waren al drie jaar een ervaren team, ik kon met hem lezen en schrijven. Samen met de eerder genoemde collega liepen we naar de zijkant van de woning, het gebroken raam stond open. Ik veegde het glas van de vensterbankom te voorkomen dat Noppes zich zou verwonden en schreeuwde door het raam: ”Hier spreekt de politie, maak uzelf kenbaar of ik stuur de hond.” Noppes blafte luid mee, maar er kwam geen reactie uit de woning, het bleef stil. Ik stuurde Noppes vervolgens door het raam naar binnen en klom samen met een collega achter de hond aan, ik laat mijn maatje in geen enkele situatie alleen.

Ik zag dat Noppes enthousiast aan de slag ging, hij had een geurspoor en ging als een trein door de woning. Op de begane grond was te zien dat diverse lades en kastjes open stonden, er lagen spullen op de grond. Dat lijkt me zo’n verschrikkelijk beeld, dat als je thuis komt en zo ziet dat er mensen tussen je spullen hebben gerommeld en is ingebroken in je eigen huis, de plek waar je je veilig voelt. Noppes liep via een houten trap naar boven, naar de eerste verdieping en dook direct rechts een kamer in. Ik hoorde Noppes grommen en het leek mij of hij iemand te pakken had. Ik hoorde echter helemaal niks, geen geschreeuw, geen auw, niks. Ik rende snel de kamer in en zag dat Noppes een pluchen beer in zijn bek had die twee keer zo groot was als hijzelf. “Heeft hij iets?” vroeg de collega die bij me was en nog op de trap stond. “Euh… nee, we komen er aan! Moment.” zei ik. “Hoe ga ik dat dadelijk weer uitleggen” dacht ik. Gelukkig liet Noppes snel de beer los en vervolgden wij onze zoektocht.

We hadden bijna het hele huis doorzocht, maar nog geen verdachte aangetroffen. Helaas ook in de laatste kamer werd door Noppes en mij niemand aangetroffen. “Het pand is leeg” zei ik door de portofoon. De collega die bij me was, snapte er niks van. “Hij moet binnen zitten, dat kan niet anders Frans” zei hij. We hadden echter alles doorzocht en ik wist zeker dat Noppes een eventuele verstopte inbreker, zeker had gevonden. “Misschien op het dak?” opperde ik. Collega’s deden hun best, maar troffen ook daar niks aan. Ik bracht Noppes terug naar de auto en resumeerde bij terugkomst nog een keer: “Jullie hoorden een klap binnen?” zei ik, “Ja, een harde klap, alsof hij met iets gooide tegen een ruit.” zei de collega. “En toen” vroeg ik. “Nou, toen zijn we allemaal naar die kant gerend omdat we het vermoeden hadden dat hij aan die zijde wilde ontsnappen.” antwoordde hij.

“Zou het dan zo kunnen zijn dat hij dat als afleiding heeft gebruikt en door de deur gewoon naar buiten is gerend?” zei ik. “Dat zou kunnen, maar dan heeft hij nooit van het terrein kunnen vluchten, want dat werd bewaakt door de andere collega’s” antwoordde hij. “Laten we het dan in de tuin nog maar een keer proberen” opperde ik en ik haalde Noppes weer uit de dienstauto.

Er hadden natuurlijk al verschillende collega’s door de tuin gelopen, dus echt een spoor pakken was lastig. Systematisch stuurde ik Noppes door de struiken, maar echt enthousiast was hij niet, dus weinig kans dat we iemand zouden aantreffen. In de tuin stond een grote gemetselde schuur, waar de deur van geopend was. Noppes had interesse in de schuur, want hij trok me plots in de richting van de openstaande schuur. “Daar zijn we al geweest Frans, je hond ruikt onze lucht misschien nog, in die schuur is niemand, dat hebben we gecheckt.” zei de collega vol overtuiging. Ik besloot toch even te gaan kijken en stuurde Noppes de schuur in.

In de schuur stonden heel veel fietsen, gereedschap, een hele grote stapel brandhout en kratten met goederen. Noppes liep zijn rondje door de schuur en snuffelde aandachtig aan alle voorwerpen die hij tegen kwam. Plots maakte hij een versnelling richting de stapel brandhout, ik zag aan zijn houding dat hij wat op het spoor was, maar ik zag alleen maar hout. Noppes begon met zijn poten in het hout te graven, gromde en begon te blaffen. Plots hoorde ik een mannenstem van uit de houtstapel roepen: ”Meneer, doe die hond alstublieft vast, ik geef me over”. Plots zag ik het hout bewegen, slechts een halve meter van de plek waar Noppes aan het graven was. “Ik heb hem” schreeuwde ik naar mijn collega’s die buiten stonden. Ongelofelijk dat je je daar onder kon verstoppen, de inbreker was echt niet te zien.

Ik lijnde Noppes aan en zei tegen de inbreker, die steeds meer zichtbaar werd, dat hij zijn handen omhoog moest doen en rustig mijn kant op moest komen. Noppes blafte enthousiast en stond strak in de lijn, klaar om de inbreker uit te schakelen als hij zou vluchten. 4 collega’s kwamen binnen gerend en legden bij de inbreker de handboeien aan. “Frans, dat is die man die ik bedoelde, hij is nog maar net vrij.” schreeuwde een van de collega’s. “Jajaa” zuchtte de inbreker, ”Jullie hadden mij mooi niet gezien, maar aan die hond is echt niet te ontkomen”

Noppes verloste zijn vacht van het stof en houtsnippers, door zich flink uit te schudden. Ik klopte Noppes op zijn rug, “Goed gedaan jongen, weer eentje achter de dikke deur.” Noppes kwispelde enthousiast alsof hij wilde zeggen: ”Zo is het maar net…”



Mail de redactie


Instagram