Blog Ik schrok me kapot. Er lag een bekende

Ik schrok me kapot. Er lag een bekende

Gepubliceerd op: 22 mei 2016

Geschreven door politieman Dirk-Jan Grootenboer

Het is vroeg in de morgen. Vanuit de kleedkamer gaan we naar beneden om onze ochtenddienst te beginnen. We doen onze portofoon aan en lopen naar de koffieautomaat. Ik druk op de knop espresso en hoor het bekertje uit het apparaat komen. Een stem vanuit de portofoon vraagt of er al iemand van de ochtenddienst is en ik kijk mijn collega aan. Uiteraard zijn we er en we melden ons aan.  "Of u met prio 1 naar de Brouwersdijk wilt gaan, een aanrijding met letsel tussen auto en scooter. U heeft toestemming voor de optische en geluidsignalen!"  De collega’s van de nachtdienst gooien de autosleutels naar ons toe en we rennen meteen naar de binnenplaats. Al instappend loggen we nog even in en enkele momenten verder maken we ons klaar voor wat we gaan beleven. Op snelheid laveert mijn collega door het verkeer. We spreken af dat ik meteen naar het slachtoffer ga en dat hij de afzetting meteen doet. Ik trek mijn latex handschoentjes aan en geef aan dat ik er klaar voor ben.

Het is notabene een collega

Kort voordat we ter plaatse komen zien we al iemand op het asfalt liggen. Enkele anderen staan er omheen. Eenmaal uit de auto ga ik meteen naar de persoon die daar op zijn rug ligt. Een vrouw hoor ik bellen met de centralist van de Meldkamer. Van een burger neem ik het hoofd over en houd deze zo stabiel mogelijk. Een jas hadden de omstanders al over het slachtoffer gelegd. Ik heb mijn handen aan de zijkanten van het hoofd en hoor ineens: “He DJ!!” Ik schrik me kapot en zie dat de persoon die hier ligt een bekende van mij is. Het is notabene een collega met wie ik vaak op de auto gezeten heb. Ik ken zijn kinderen en hij de mijne. We hebben veel dingen samen meegemaakt en nu dit. Ik noem hem Hans. Zo heet hij in het echt natuurlijk niet.

Wegrennen is geen optie

Ik geef een brul naar mijn collega en zeg dat Hans het slachtoffer is. In de verte hoor ik de ambulance aankomen. Ik geef door aan Hans dat hij rustig moet blijven liggen. Ik zie in Hans zijn ogen dat hij onrustig is. Hij wil opstaan. Zo is Hans ook. “Dirk, ik ga opstaan” zegt hij tegen me. Ik kijk hem ambtelijk boos aan en zeg tegen hem dat hij nu naar mij moet luisteren en dat hij stil moet blijven liggen. Ik zeg tegen hem dat de ambulance onderweg is. Hans zegt meteen: “Ik ga niet mee met de ambulance Dirk”. Ik vraag Hans waar hij pijn heeft en hij geeft aan dat zijn knie zeer doet. Al die tijd houd ik zijn hoofd en nek in een rechte houding en probeer hem af te leiden. “jij gaat gewoon mee Hans!” zeg ik tegen hem.  Voor dat we het weten zijn de ambulancemedewerkers er. Het asfalt is koud en hij moet zo snel mogelijk op de brancard. Hoewel Hans het liefst nu wegrent, is dat nu geen optie. We tillen we hem gezamenlijk op de brancard. En voor dat hij het weet ligt hij achterin de ambulance.

Op dat moment heb ik pas tijd voor het kort aanhoren van een getuige en de bestuurder van de auto. Ik zie dat andere collega’s omliggende wegen hebben afgezet en we wachten op de verkeersdeskundigen. Zijn doen het onderzoek naar de aanrijding. Aan de brokstukken van de scooter te zien heeft Hans verschrikkelijk veel mazzel gehad. Hij heeft op een haar na een lantaarnpaal en een stoeprand gemist.

Dit hebben wij weer

De ambulancechauffeur komt naar mij toe en geeft aan dat hij Hans naar het ziekenhuis brengt. Daar gaan ze een foto van zijn knie maken. Vlak voordat hij weggaat roept Hans me nog. Ik bel zelf mijn vrouw, laat collega’s dat niet doen. Ik begrijp Hans. Collega’s op het bureau weten ook al dat Hans betrokken is bij een ongeluk en kunnen dan zijn vrouw (met alle goede bedoelingen van dien) bellen. Hans wil haar niet ongerust maken en ik denk dat ik dat ook zou willen.

Als het onderzoek klaar is op de plaats van het ongeval, gaan mijn collega en ik naar het bureau. Nog voordat we naar het bureau gaan, gaan we eerst langs Hans. De verwachting is dat hij nog even moet blijven in het ziekenhuis. Ik beloof Hans dat ik later nog even langs kom.  Eenmaal op het bureau zetten we alles in het systeem en rijden we die dag nog wat andere meldingen. Na de dienst besluit ik nog langs te gaan bij Hans. Zijn vrouw en zijn kinderen zijn er ook. "Jeetje Dirk, dit hebben wij weer." We moeten er om lachen en beseffen dat we de gekste dingen wel hebben meegemaakt samen. Ik laat hem de foto’s zien van zijn scooter en zowel bij Hans als zijn vrouw slaat de schrik toe.  "Ik was  blij dat jij bij mij was Dirk." Zegt Hans. Eerlijk gezegd was ik ook blij dat ik er voor hem kon zijn.

Eind goed, al goed

U vraagt zich misschien af hoe het met Hans gaat. Hans is na een paar maanden weer volledig hersteld en werkt weer in het uniform. Gelukkig wel!



Mail de redactie


Instagram