Blog Mijn maatje kwijt

Mijn maatje kwijt

Gepubliceerd op: 10 december 2015

Geschreven door voormalig politieman Arthur van der Vlies

Ik rijd met mijn collega over een van de doorgaande wegen in ons district. Het is donker en laat op de avond. Ons oog valt op een geparkeerde auto. Deze staat nogal nonchalant met zijn neus tegen de richting in en op een plaats waar hij eigenlijk niet mag staan. We stoppen achter de auto en op het moment dat we willen uitstappen, passeert ons een man over het trottoir. De man komt vanuit een portiek en loopt rustig langs onze politieauto.

Mijn maatje en ik kijken allebei even naar de man en op het moment dat hij ons passeert, zie ik dat hij in een van zijn handen een pistool heeft. Hij houdt hem strak langs zijn lichaam, maar ik zie het duidelijk. Ik kijk mijn maat aan en die kijkt net zo verbaasd als ik. Mijn collega springt uit de auto en rent achter de man aan. Ik haal nog snel de sleutels uit het contact en spring ook uit de auto. De man en mijn collega zijn uit het zicht verdwenen.

Via de portofoon probeer ik mijn maat te bereiken, maar ik krijg geen contact. Rennend door de straten, zoekend naar mijn collega, krijg ik gelukkig hulp van buurtbewoners die mij de richting wijzen waar mijn maat heen is gegaan. Ik ren de benen uit mijn lijf. Onderweg schakel ik naar de meldkamer en roep door de portofoon: ‘Ik ben mijn maatje kwijt! Hij loopt in de wijk achter een vent met een vuurwapen! Ik kan hem niet vinden!’ Om mij heen hoor ik sirenes van andere collega's en weet dat hulp onderweg is. Maar nog steeds ben ik mijn maat kwijt. Zo snel als mijn voeten mij kunnen dragen ren ik door de straat in de richting die buurtbewoners hebben gewezen. Ondertussen passeren mij politievoertuigen in tegengestelde richting. Ik kan alleen maar even wijzen dat ze de andere kant op moeten. De schrik vliegt me om het hart, er gaat kostbare tijd verloren! Waar is mijn maatje?! Het voelt alsof ik al uren naar hem op zoek ben.

Op een kruising van wegen zie ik in mijn ooghoeken, half in het donker, eindelijk mijn maatje staan. Hij staat met zijn vuurwapen in zijn handen. Hij richt op een man recht tegenover hem. Ik trek ook mijn wapen. Ik hoor dat mijn maat tegen de man roept: ‘Laat je handen zien! Laat je handen zien!’ De man heeft een van zijn handen weggestoken in zijn jas. Het lijkt erop alsof hij het vuurwapen onder zijn jas wil verbergen. Hij reageert in ieder geval niet op wat mijn collega zegt.

Met mijn ene hand richt ik mijn vuurwapen op de man, met mijn ander bedien ik de portofoon en geef aan de meldkamer door dat ik mijn maatje heb gevonden en dat we tegenover de man staan met het vuurwapen.

Mijn maat roept nogmaals: ‘Laat je handen zien! Laat je handen zien!’ Nu reageert de man wel, maar hij doet niet wat we verwachten. Hij roept terug: ‘Shoot me! Shoot me!’ Terwijl hij dit roept haalt hij zijn handen telkens een stukje uit zijn jas, alsof hij zijn vuurwapen tevoorschijn gaat halen. Maar iedere keer zakt zijn hand toch weer terug in zijn jas.

In een fractie van een seconde, gaan allerlei scenario’s door mijn hoofd. En mijn bevoegdheden. Kan ik? Mag ik? Wil ik? Ik besluit dat ik ga schieten, zodra ik de kolf van een wapen zie. Gericht! Langzaam begint de man zich te verplaatsen. Van de zijstraat naar de doorgaande weg. Hier hebben zich echter nieuwsgierige buurtbewoners verzameld. Mensen wilden het allemaal van dichtbij meemaken. Te dichtbij, naar mijn gevoel.

Mijn maatje roept nog een keer: ‘Laat je handen zien! Let me see your hands!’ Beiden hebben we ondertussen dekking gezocht, voor het geval de man toch gaat schieten. Ik achter een boom en en mijn maat in de nis van een portiek. Nog altijd zijn onze wapens gericht op de man. Op een gegeven moment zien we dat de man weer zijn hand uit zijn jas wil halen, ook doet hij een stap naar voren. Voordat ik iets kan doen, hoor ik naast me een harde knal. Het geluid weerkaatst tegen de woningen om ons heen. Ik zie dat mijn maatje zijn hand laat zakken en zijn wapen opnieuw op de man richt. Het eerste waarschuwingsschot is gevallen. Rustig meld ik aan de meldkamer: ‘Eerste waarschuwingsschot.’

Tot onze verbazing blijven de buurtbewoners zelfs na dit schot op een korte afstand kijken. Langzaam begint de man weer te verplaatsen. Hij is blijkbaar niet van plan om zich over te geven. In de tussentijd staan er op diverse plekken andere collega's, al dan niet met getrokken vuurwapens. De man steekt de straat over en gaat tot onze ontzetting tussen het toegestroomde publiek staan. Je kunt niet schieten met allemaal mensen om hem heen! We roepen naar het publiek dat de man een vuurwapen heeft en gelukkig gaan ze daarop uit elkaar. Opnieuw staat de man alleen, nu op het trottoir. Met meerdere politiewapens op hem gericht. Het lijkt hem nog altijd niks te doen.

Weer roept hij: ‘Shoot me! Shoot me!’ Inmiddels staan we met drie collega's naast elkaar, allemaal het wapen gericht op de man. En dan, geheel onverwachts doet de man een stap naar voren en zien we zijn hand uit zijn jas komen. Naast me hoor ik een enorme knal en zie ik een lichtflits. De collega links van mij heeft een gericht schot gelost. De man staat stil en lijkt even uit het lood geslagen. Met onze vuurwapens nog in de handen stuiven we naar voren en pakken hem vast. Niets duidt erop dat de man door het schot is geraakt. Geen bloed, geen gekerm. De man wordt geboeid en gefouilleerd. Maar we treffen bij het fouilleren geen vuurwapen aan. Hoe kan dat nou? Mijn maatje en ik kijken elkaar even vertwijfeld aan. Hij had een vuurwapen! We weten het zeker! Waar is dat ding? Hebben we het dan toch verkeerd gezien?

We besluiten de route van de man terug te lopen. We kijken in ieder portiek en onder elke auto. En gelukkig, tussen een auto en de stoeprand vinden we het wapen. Een groot kaliber pistool. Dit is het wapen dat we bij hem gezien hebben. Het is doorgeladen en gereed voor gebruik. Hoe hij zich ervan heeft ontdaan is voor ons een raadsel.

Terug aan het bureau horen we dat de man toch gewond is. Geraakt in zijn arm. Hij wordt daarom voor onderzoek en verzorging van de wond overgebracht naar het ziekenhuis gebracht.

Uit later onderzoek blijkt dat deze man betrokken was bij een afrekening in het criminele circuit. Wat we ook horen, is dat er een tweede man bij deze afrekening betrokken is geweest. En die was in het bezit van een volautomatisch geweer. Als we hém hadden aangesproken, had het vast heel anders afgelopen. Dan hadden we het er misschien niet levend vanaf gebracht.



Mail de redactie


Instagram