Blog Te smerig voor woorden

Te smerig voor woorden

Gepubliceerd op: 03 april 2016

Geschreven door ambulanceverpleegkundige Ronald de Jong.

De melding is kort en onduidelijk, het zou gaan om een verwaarloosd persoon in een woning. De vrouw bevindt zich in een woning op de eerste verdieping. Het gaat hier om een zogenaamde portiekwoning. De melding komt van de politie, die voor onze komst de deur al geforceerd hebben. Bij het binnentreden slaat ons een walmende strontlucht tegemoet. We staan pas in de hal en hebben nog geen patiënt gezien. De lucht is zo overheersend en bedwelmend dat we in de hal al beginnen met kokhalzen. Qua geuren zijn we wel wat gewend, maar soms is het teveel van het goede en moeten we echt ons best doen onze maaginhoud binnen te houden.

In de huiskamer bevindt zich een leunstoel waarin een vrouwelijke patiënt zit. Ze is volledig ontkleed en niet aanspreekbaar. Ze haalt adem en heeft een normale gelaatskleur, voor zover dit door de bruine drab heen te beoordelen is.

De hele kamer zit onder de stront, niet een klein hoopje in de hoek van de kamer, nee de hele woning is onder gesmeerd. Vloerbedekking, muren en meubels, alles wasemt de lucht van uitwerpselen uit. Even pas op de plaats en terug voor beschermende wegwerpkleding. Gelukkig hebben we handschoenen en een wegwerpschort in de auto liggen. Ik ben door mijn werk heel wat gewend, ook uitwerpselen zijn mij niet vreemd. Maar in deze hoeveelheden overtreft het mijn ergste nachtmerrie. Hoe kan iemand zoveel stront produceren? Gezien de hoeveelheid kan het nooit van één dag zijn. Misschien fokt ze wel koeien in het appartement.

Te midden van deze smeerboel zit de patiënt in haar leunstoel. De zooi zit van haar gezicht tot aan haar enkels. Ze is minstens veertig keer naar het toilet geweest. Alleen is ze er niet voor opgestaan zo te zien. Shit zeg, wat een shit. De aanwezige agenten staan en masse te kokhalzen en het vervelende hiervan is dat als er één begint met braakneigingen de rest ongewild hetzelfde gedrag vertoont. We zijn door de vuiligheid niet bij machte om de woning verder te betreden. De agenten maken steeds meer kokhalzende geluiden en ongewild beginnen we mee te doen. Mijn collega kan zich niet langer beheersen en keert in de huiskamer zijn maag binnenste buiten. Lekker appetijtelijk, ik moet me inhouden om niet hetzelfde te doen.

Ik duw hem richting hal en probeer door veelvuldig slikken mijn eigen braakneigingen en de zure smaak die optreedt te onderdrukken. Het braaksel kolkt achter in mijn keelholte en er is niet veel voor nodig om het voorbeeld van mijn collega te volgen. Me over te geven aan dat alles bevrijdende gevoel dat me dwars blijft zitten.

Fijn werken met al die behulpzame mensen om me heen. De agenten hebben zich ondertussen teruggetrokken uit de huiskamer. Mijn maat blijft kokhalzen en ik kan het nog net binnenhouden. De patiënt zit nog steeds roerloos op de stoel, ze zit daar al de nodige uren, misschien wel dagen en een hersenbloeding lijkt me de meest voor de hand liggende diagnose. Echt objectief beoordelen kan ik het nog niet. Bah, wat een smerige vertoning hier. Deze klus hoort thuis bij de ontsmettingsdienst van de gemeente, niet bij ons. Op z´n zachtst gezegd uitermate vervelend dat er een levende patiënt bij betrokken is. Hoe ellendig ik me ook voel, ik moet er naar toe en handelend optreden, daar ben ik voor aangenomen. Slikkend doe ik weer een paar stappen richting slachtoffer, maar ik moet na het goedbedoelde initiatief weer afhaken. Het is weerzinwekkend. Ik kan gewoon niet bij haar in de buurt komen, het is zo ranzig en smerig dat ik opnieuw terug moet trekken.

De tranen staan inmiddels in mijn ogen door het langdurig onderdrukken van mijn braakreflex. Ik probeer de rest aan te sporen: “Kom op nou jongens, we moeten wat doen, dit kan zo niet.” Gelijk slik ik weer een hap braaksel door. Aanpakken nou, want dit komt niet goed op deze manier. Ik heb toch wel vaker smerige klussen gedaan denk ik bij mezelf. De patiënt geeft geen enkele reactie op wat er om haar heen gebeurt. Onze aanwezigheid wordt niet bewust waargenomen. We besluiten om eerst alle ramen open te zetten. De aanblik van de vuiligheid proberen we zoveel mogelijk te negeren en we spuiten een paar gevonden luchtverfrissers helemaal leeg. Op de plek waar we ze vandaan halen zien we dat het toilet tot de rand toe vol zit, er kan niks meer bij. Gewapend met een laken voor onze lichamen, benaderen we de patiënt. Zonder de patiënt aan te raken gooien we het laken om haar heen. Nu kunnen we, als we haar verplaatsen, redelijk strontvrij blijven.

We wikkelen haar verder in het laken en besluiten om haar in een lijken zak te vervoeren. Die kunnen we tot de hals dichtritsen en blijft de brancard en de rest van de auto tenminste schoon. De noodzakelijke controles doe ik wel als ze in de ambulance ligt. Ten eerste hebben we daar frisse lucht en kunnen we materialen uit de auto gebruiken waar het schoon is. De spoedkoffer in die smeerbende uitpakken is geen frisse oplossing. Ten tweede is de stank ondanks de luchtverfrissers nog steeds ondragelijk. Zorgen dat we buiten komen en onze magen rust geven is nu eerste prioriteit.

De patiënt is nog steeds niet aanspreekbaar en krijgt gelukkig niets mee van de problemen die ons bezig houden. Het transport uit huis gaat eveneens langs haar heen. In de auto sluit ik haar aan op de apparatuur en worden de noodzakelijke controles en handelingen uitgevoerd. Ik ben benieuwd naar de reactie op de spoedeisende hulp. Aan hun de dankbare taak om de patiënte schoon en toonbaar te krijgen. Ik benijd ze niet.

Na afloop van de rit hebben we uitgebreid gedoucht en de gebruikte kleding in de was gekiept. De koffie kunnen we goed binnen houden, maar de eerder die ochtend gekochte saucijzenbroodjes blijven in de zak zitten. De maag is nog een tikje van streek na het hele gebeuren. De andere collega’s hebben die dag  mazzel: wij geven zomaar wat weg!

Waar komt die uitdrukking `te smerig voor woorden´ eigenlijk vandaan?



Mail de redactie


Instagram